844
27 SEPTEMBER 1924.
De heer VAN WERKHOOVEN heeft het onzalig be
sluit, om het Begijnhof van de monumentenlijst af te voeren,
altijd betreurd; het deed hem derhalve zeer veel genoegen
te lezen, dat dit besluit door de Kroon geschorst was. Spr.
stelt er prijs op, dit hier openlijk te verklaren, opdat daaruit
moge blijken, dat ook uit Spr's fractie een stem opgaat, die
de handelwijze van den Minister toejuicht.
De heer APPELBOOM constateert, dat er hier heden
middag van twee zijden een protest is geuit tegen het Ko
ninklijk besluit tot schorsing van het bewuste raadsbesluit.
Spr. vindt zulks uitermate voorbarig en ook onwellevend,
daar men de argumenten nog niet kent, waarop de schorsing
berust. Persoonlijk heeft Spr. dezen maatregel toegejuicht,
omdat hij het raadsbesluit als een zeer belachelijk iets be
schouwt. Immers, er is daarbij niet gelet op de bepalingen
van art. 1 der monumentenverordening, maar een pleidooi
gehouden tegen de verordening zelve. Er is dus een groote
juridische fout gemaakt door den Raad. Spr. had verwacht,
dat iemand als de heer Haaiman, die zoo gaarne over
juridische zaken praat, zich daaraan niet schuldig zou hebben
gemaakt. Het ging hier n. 1. alleen om de vraag, of het
Begijnhof voldoet aan de eischen in art. 1 der verordening
gesteld.
De heer HAALMANDe heer Appelboom vindt
het niet juist om tegen het schorsingsbesluit te protesteeren,
zonder dat men de argumenten kent. Het gaat hier evenwel
niet om de argumenten, maar alleen om het besluit zelf,
omdat daardoor de autonomie van den Raad wordt aangerand.
De VOORZITTER geeft den heer Haaiman in over
weging, zijn motie te stellen in handen van Burgemeester
en Wethouders om prae-advies. Zij is thans onrijp voor
behandeling, daar de Raad zonder kennis van het besluit tot
schorsing in deze geen juist oordeel kan vellen. Wanneer