84 22 FEBRUARI 1924. vervullen en van hun Zondagsrust te genieten, welke ieder voor zich zoo gaarne verlangt. Ik stel daarom den Raad voor, het voorstel van Burge meester en Wethouders te verwerpen en Burgemeester en Wethouders te verzoeken binnen korten tijd den Raad een verordening te willen aanbieden, waarin het melkventen op Zondag wordt verboden. De heer COHEN brengt in herinnering, dat het adres van den Centralen Bond van Transportarbeiders bijna 3 jaren geleden is ingezonden. Middelerwijl is herhaaldelijk op een spoedige afdoening aangedrongen. Eerst nu komen Burge meester en Wethouders met een prae-advies. Spr. moet zeg gen, dat dit van traagheid getuigt. Bovendien refereeren Burgemeester en Wethouders zich in dit prae-advies aan de zienswijze van de commissie voor de strafverordeningen, welke een verbod van venten van melk op den openbaren weg op Zondag niet noodig acht voor Breda. Spr. had verwacht, dat, waar werkgever en werknemer tot overeen stemming zijn gekomen, de commissie voor de strafverorde ningen billijker in haar oordeel zou zijn geweest. Spr. wijst in dit verband op de bepalingen van de Bakkerswet; men is daar ook wel aan gewoon geraakt. Het bezwaar van den Melkveehoudersbond in zake het bederf van de melk, is ondervangen, doordat de boeren de melk kunnen afleveren aan de melkinrichtingen. Uit het advies van den Commissaris van Politie blijkt, dat deze het niet van belang acht, dat slechts 150 menschen door het invoeren van een zoodanig verbod in het genot worden gesteld van Zondagsrust. Spr. verwijst naar andere plaatsen, waar reeds een dergelijke regeling tot stand is gekomen, o. a. Den Haag, Haarlem, üilblirg en Gouda en zegt niet te begrijpen, dat in een overwegend Katholieke stad als Breda zulks nog niet heeft plaats gehad. Voorts haalt Spr. aan, het geval van een melkslijter te Utrecht, die wegens het venten van melk op Zondag op grond van art. 2 der Zondagswet geverbaliseerd

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1924 | | pagina 84