22 FEBRUARI 1924. 85 was. Een cassatie-beroep, ingesteld naar aanleiding van diens veroordeeling, werd bij arrest van den Hoogen Raad van 28 Mei 1923 verworpen. Ten slotte verklaart Spr. zich aan te sluiten bij het voorstel van den heer Elich. Mevrouw NEVE-REINTJES is van oordeel, dat men er zooveel mogelijk aan moet medewerken om de Zondagsrust te bevorderen. Spr. is niet bevreesd, dat de boeren niet van de melk zullen kunnen afkomen. Den heer APPELBOOM wil het voorkomen, dat de Raad een dergelijke verordening niet moet vaststellen; immers tegenover het voordeel, dat voor enkele menschen uit die regeling voortspruit, staat het nadeel, dat de huismoeders dan verplicht zullen zijn des Zondags naar de melkinrichtin gen te gaan om melk te halen. De heer SPEYART VAN WOERDEN wijst op het feit, dat de commissie voor de strafverordeningen na lang durige besprekingen unaniem heeft uitgemaakt, dat er geen aanleiding is ten deze een of meer gemeentelijke strafbepa lingen in het leven te roepen. De heer Cohen heeft zich blijkbaar niet geheel en al rekenschap gegeven van den in houd van het arrest van den Hoogen Raad van 28 Mei 1923. Resten nog twee argumenten, welke door den heer Cohen zijn aangevoerd. In de eerste plaats beroept deze zich op de Zondagsrust voor die 150 menschen, maar ziet daarbij over het hoofd, dat er hier vele slechte woningen zijn. waar geen kelder of andere gelegenheid is om de melk koel te bewaren. Het gevolg daarvan zal zijnzure melk, zieke zui gelingen, huilende zuigelingen, die de Zondagsrust in hun omgeving verstoren. Wat de belangen van den landbouw betreft, is men er niet mee af door te zeggende melkvee houders kunnen -hun melk brengen naar de melkinrichtingen. Die menschen moeten toch vrij zijn hun melk af te leveren aan wie zij dat wenschen; het zou anders dwang worden.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1924 | | pagina 85