874 17 OCTOBER 1924. bij afkeuring den accijns geheel of gedeeltelijk restitueert. Spr. zou derhalve het voorstel-H a a 1 m a n willen steunen. Den VOORZITTER doet het genoegen, dat het voorstel van Burgemeester en Wethouders tot verlaging der keur- loonen over het algemeen instemming vindt. Wel zijn er leden, die verder willen gaan. In de eerste plaats degenen, die de verlaging willen uitbreiden tot het verschuldigde recht voor het smelten van vet. Burgemeester en Wethouders stellen zich op het standpunt, dat de keurloonen zoo laag mogelijk moeten worden gehouden. Elders denkt men er anders over, doch Burgemeester en Wethouders willen de baten van dezen tak van dienst binnen de perken houden. Bij deze vetkwestie moet men er op bedacht zijn niet in moeilijkheden te komen. We krijgen n. 1. op dit gebied eerst een goede organisatie, wanneer het Slachthuis gereed is. Zou men die verlaging reeds thans doorvoeren, dan loopt men de kans, dat er groote aanbiedingen komen, welke men onder de huidige omstandigheden niet zou kunnen afdoen. De heer Speyart van Woerden heeft theoretisch volkomen gelijk; de keuringsvoorschriften zullen gewijzigd moeten wordenom practische redenen en ook wijl zij thans reeds niet ten aanzien van vleeschwaren geheel kunnen worden toegepast, stelden wij het vervallen van het keurloon voor. De kwestie van de teruggave van keurloonen in geval van afkeuring van het object is in het College lang en breed besproken. De heer Appelboom zegt wel, dat de billijkheid meebrengt in dergelijke gevallen het keurloon terug te geven, maar men moet niet vergeten, dat er ook bij afkeuring door het bedrijf een dienst is verricht, waarvoor men wel eenige vergoeding mag eischen. De vergelijking met den accijns gaat dan ook niet op. De grond van teruggave was de besparing, die sommigen voor het bedrijf veroorzaakten. Spr. heeft echter geen bezwaar de behandeling van het

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1924 | | pagina 874