882 17 OCTOBER 1924. „Het Koninklijk besluit van 22 October 1923 (St.bl. no. 489) „hetwelk op 1 Januari 1924 in werking is getreden, onder scheidt de scholen voor buitengewoon lager onderwijs in „plaatselijke en centrale scholen. „Onder plaatselijke scholen worden verstaan scholen, „waarvan de helft of meer dan de helft der leerlingen af komstig is uit ééne gemeente of uit eenige naburige ge- „meenten. Centrale scholen zijn die, waarvan meer dan de helft „der leerlingen afkomstig is uit het geheele Rijk of een groot „gedeelte van het Rijk. „Voor de centrale scholen vergoedt het Rijk de jaarwedden „van het verplicht personeel, alsmede eene tegemoetkoming „in de kosten der materieele exploitatie. Deze tegemoetkoming „bedraagt voor de scholen voor doofstomme en blinde kin- keren f 25.voor de overige scholen f 20.per leerling „en per jaar. De gemeente heeft daaraan geen kosten. „Voor de plaatselijke scholen, waartoe de St. Rosaschool „behoort, vergoedt het Rijk de jaarwedden van het verplicht „personeel, terwijl de gemeente een tegemoetkoming verleent „in de kosten van materieele exploitatie op dezelfde wijze „als het Rijk dat doet voor de centrale scholen. „Om voor deze bijdrage in aanmerking te komen, moet „worden aangetoond, dat de instelling of vereeniging rechts- „persoonlijkheid bezit en dat zij in aanmerking komt voor „de rijksbijdrage, bedoeld in art. 4 van bovengemeld Konink- „lijk besluit. „Aan deze bepalingen is door het schoolbestuur voldaan. „Als grondslag voor de berekening der tegemoetkoming „moet worden aangenomen het gemiddeld aantal leerlingen „over het voorafgaand jaar. „Dit gemiddelde bedraagt 37 zoodat het schoolbestuur „aanspraak maakt op eene tegemoetkoming van 371/4 X „f 20— f 745— „Wij hebben de eer U mitsdien voor te stellen, de noodige „gelden beschikbaar te stellen om aan het Genootschap tot

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1924 | | pagina 882