17 OCTOBER 1924. werkon- ehuizen s aan de ndwerk- L P. M. hstraat. jeldende wijzeres plaatsen die aan avenge- ommige er F. C. ilaatsen die aan ardt in n heer Ivies te rstellen enking Wet- rland- 3ke de lan bij vorige dering kennis genomen van het prae-advies over deze aan gehouden zaak. Spr. had eenige hoop gekoesterd, dat Bur gemeester en Wethouders na de behandeling van deze aan gelegenheid in de raadsvergadering van 29 Augustus j. 1. een ander standpunt zouden innemen. Er is echter nadien aan het prae-advies niets toegevoegd dan alleen een antwoord op de vraag, door een der leden gesteld, betreffende de reden van ontslag. Daaruit blijkt, dat dit ontslag eenerzijds is verleend omdat Vermeeren te oud was om in aanmerking te komen voor een vaste aanstelling en anderzijds omdat er geen andere werkzaamheden meer waren. Vermeeren ver keerde dus in dezelfde omstandigheden, waarin de 6 andere losse werklieden verkeerden, wien allen een levenslange uit- keering is toegekend. Wanneer Burgemeester en Wethouders de billijkheid hadden willen betrachten, dan had hij op de zelfde wijze behandeld moeten worden. In de tweede plaats is de man ziek geworden, teruggekeerd en opnieuw ziek geworden. Deze tweede kwestie dient af gescheiden te worden van de zooeven genoemde. Spr. kan zich met de opvatting, welke Burgemeester en Wethouders ten deze huldigen, niet vereenigen; zij is onjuist. Spr. heeft dit in de vergadering van 29 Augustus j. 1. alreeds aange toond; art. 30 (2) van het W. R. moet toegepast worden zooals het luidt en dan heeft Vermeeren recht op 30 weken ziekengeld. Spr. steunt dan ook het voorstel, daartoe in die raadszitting door den heer Cohen gedaan. Vervolgens komt Spr. terug op de kwestie van delevens- lange uitkeering en betoogt nogmaals.dat Vermeeren op dezelfde wijze behandeld had moeten worden als de zes andere ontslagen losse werklieden. Daarbij komt nog, dat die zes andere nog vrij valide arbeiders zijn, terwijl Ver meeren beslist niet meer tot werken in staat is. Tenslotte doet Spr. het voorstel om Vermeeren alsnog een levens lange uitkeering toe te kennen van 30 °/0 van het door hem laatstgenoten loon.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1924 | | pagina 885