25 NOVEMBER 1924. 923 het eerste gedeelte betreft. Spr. heeft reeds meermalen iets dergelijks hier verdedigd; toen gold het de werkloozen, thans betreft het de niet-aangeslagenen in de gemeentelijke in komstenbelasting. Spr. kan dan ook met het eerste gedeelte van het verzoek meegaan en is het niet eens met den Voorzitter, die het adres maar ineens in de prullemand wil deponeeren. Hij kan zich vereenigen met de opmerking van den heer Bog mans. Het komt hier n. 1. herhaaldelijk voor, dat voorstellen, ondanks het feit, dat er met de meeste klem op wordt aangedrongen ze terstond te behandelen, toch in handen van Burgemeester en Wethouders worden gesteld om prae-advies. Het spijt Spr., dat in het onderhavige geval van den tot dusver gevolgden weg wordt afgeweken, terwijl zulks ten opzichte van andere voorstellen niet wordt gedaan. Hij zal zich echter bij een directe behandeling van deze zaak neerleggen, daarbij de hoop uitsprekende, dat het College bij voorkomende gelegenheden, wanneer erop wordt aange drongen, evenzeer bereid zal zijn tot een directe behandeling over te gaan. Spr. herinnert in dit verband aan zijn „cokes- voorstel", in November 1921 ingediend, waarover eerst in Januari 1922 prae-advies werd uitgebracht. De heer VAN WERKHOOVEN juicht het toe, dat dit verzoek direct behandeld wordt. Spr. zou aan het betoog van den heer Haaiman dit willen toevoegenal is een poging in die richting de vorige malen mislukt, dan is dat nog geen reden om het niet nog eens te beproeven. De heer NEVE deelt mede, dat dit adres in zijn fractie onder de oogen is gezienook Spr. en zijn fractie-genooten waren verbaasd over het tweede gedeelte van het verzoek. Zij hebben adressanten daarop gewezen en deze hebben toen te kennen gegeven een gewijzigd adres te willen in dienen. Spr. had verwacht, dat althans het eerste gedeelte van het verzoek in handen van Burgemeester en Wethouders zou worden gesteld om prae-advies en dat de Raad dus

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1924 | | pagina 923