934 25 NOVEMBER 1924. Toch spijt het mij, dat op het adres van de verschillende middenstands- en winkeliersvereenigingen, dat nu ongeveer een jaar geleden werd ingezonden en op de spoedige be handeling, waarvan door mij in verschillende vergaderingen is aangedrongen, nu eerst een prae-advies wordt uitgebracht en nog wel in afwijzenden zin. Mijnheer de Voorzitter, ik zeg: het spijt mij. En dat niet alleen voor belanghebbenden, doch ook voor het algemeen. Wat toch zijn de straten bij avond zonder verlichte winkel étalages? Een doode sombere stad. Ik meen te weten, dat zulks ook door zeer vooraanstaande personen is opgemerkt. Als nu de winkeliers in de gelegenheid gesteld werden om op een goedkoopere manier dan thans hun winkel en étalage te verlichten, dan zouden zij allicht geneigd zijn om ook na het sluitingsuur hun zaak te verlichten. Zulks zou dan niet alleen voor den betrokkene, doch ook aan het uitgaand publiek ten goede komen. Ik geloof niet, dat dit eenig nadeel voor de gemeente zou mede brengen, daar door het meerdere verbruik die schade wel weer wordt ingehaald. Daarom zou ik Burgemeester en Wethouders in overweging willen geven om aan het voorstel, tot verlaging der electriciteitsprijzen voor het algemeen, nog een reductie toe te voegen voor winkel- en étalage-verbruik. De heer KORTEWEG deelt mede, dat de zaak door de gascommissie van alle zijden is bezien. Er wordt reeds re ductie gegeven bij een stroomverbruik boven 200 K. W. U. Het invoeren van afzonderlijke tarieven voor allerlei groepen der bevolking zou aanleiding geven tot administratieve moeilijkheden. En daar bovendien het voornemen bestaat binnenkort een algemeene tariefsverlaging voor licht- en klein krachtverbruik in te voeren, meent de commissie, dat er geen reden is om het verzoek van adressanten in te willigen. De heer LOOMANS vraagt, of de chef van het Electri- citeitsbedrijf in deze is gehoord.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1924 | | pagina 934