25 NOVEMBER 1924. 935 De heer KORTEWEG: Neen, natuurlijk de Directeur. De heer LOOMANS vindt dit niet juist. De heer HAALMAN wil aan de woorden van den heer Korteweg nog dit toevoegen, dat over deze kwestie niet alleen onder het voorzitterschap van den heer Korteweg ampele besprekingen in de gascommissie zijn gevoerd, maar alreeds eerder. De commissie is tot de conclusie gekomen, dat inwilliging van het verzoek absoluut onmogelijk is, daar, indien de Raad heden tot inwilliging mocht besluiten, morgen met evenveel recht andere groepen der bevolking zouden komen met dergelijke verzoeken. Spr. hoopt, dat adressanten zich zullen troosten met de voorgenomen algemeene tariefs verlaging; er zit niets anders op. De heer ZIJLMANS wil nog even mededeelen, dat de zaak een zeer regelmatig verloop heeft gehader is weliswaar wat getraineerd, doch zulks is aan andere oorzaken toe te schrijven. De gascommissie moest de bezwaren, welke van deskundige zijde tegen de inwilliging van het verzoek werden gemaakt in hoofdzaak onderschrijven. De heer KLUFT kan zich volkomen vereenigen met het door den heer Haaiman gesprokene. Spr. vraagt, of het quantum grootverbruikers wel zoo groot is Groote lichamen als de Gevangenis en het Station profiteeren ook van die reductie; Spr. zou Rijksgebouwen e. d. daarvan willen uit sluiten. De VOORZITTER: Dit is thans niet aan de orde. U kunt bij de behandeling van de begrooting voor den dienst 1925 een voorstel in dien geest doen. De heer SCHRAUWEN vestigt de aandacht op een ander gevaar, dat zich als gevolg van de inwilliging van

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1924 | | pagina 935