940 25 NOVEMBER 1924. elk jaar te doen eindigen met inachtneming van een opzeg gingstermijn van een jaar. Het komt Spr. voor, dat tusschen die beide bepalingen verband moet worden gelegd door b. v. in art. 1 op te nemen„met inachtneming van het bepaalde in art. 3." Spr. heeft daarop al eens meer gewezenhij hoopt evenwel, dat dit de laatste maal is, dat hij die opmerking behoeft te maken. De VOORZITTER gaat accoord met de door den heer Speyart van Woerden gemaakte opmerking. Den heer Neve antwoordt Spr, dat de huur vanzelf eindigt op 15 Maart 1925. De heer NEVEMen moet toch één jaar te voren waar schuwen. Spr. vindt het onpractisch tegenover een hovenier om eerst thans een nieuwe huurovereenkomst aan te gaan. Voorts merkt Spr. op, dat zoowel het huisje als de schuur zeer bouwvallig zijn. De VOORZITTER: Dit zal nagegaan worden. Zonder verdere bedenkingen wordt overeenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders be sloten. 25. Voorstel van Burgemeester en Wethouders, om het werkkapitaal van de Gasfabriek terug te brengen op f 30000.— en van de in 1915 ten laste der Gasfabriek aangegane geld- leening een bedrag van f 208.000.— te bestemmen voorden algemeenen dienst, luidende als volgt: „Bij besluit van Uwen Raad van den 10 December 1915 „(blz. 307 en volgende der gedrukte notulen van dat jaar), „is geleend ten behoeve der Gasfabriek f 376.000.— tegen „den koers van 96 '/a °/o- Van dit bedrag was f 208.000. „bestemd ter bestrijding der kosten van de voorgenomen „uitbreiding van de capaciteit der Gasfabriek. Deze uitbreiding

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1924 | | pagina 940