952 25 NOVEMBER 1924. van bestrating en rioleering zullen bedragen. Voorts brengt Spr. in herinnering, dat in de vergadering van 1 Augustus j. 1. alreeds is besloten tot verkoop van twee perceeltjes bouwterrein ter plaatse. Spr. heeft toen de opmerking ge maakt, dat het hem wenschelijk voorkwam, de verkoopvoor waarde, dat de boete begint te loopen op den dag, waarop de overtreding wordt geconstateerd, aan te vullen met de bepaling, dat van het constateeren van de overtreding on middellijk kennis moet worden gegeven aan den kooper. Burgemeester en Wethouders hebben dit toen overgenomen. Thans komt evenwel een zoodanige bepaling in de algemeene verkoopvoorwaarden niet voor. Spr. hoopt, dat zij alsnog zal worden aangebracht en stelt voor, art. 6 dier voorwaarden dienovereenkomstig te wijzigen. De heer APPELBOOM merkt op, dat in art. 7 der al gemeene voorwaarden voor verkoop, achter het woord „kooper", blijkbaar een woord is uitgevallen. De VOORZITTER: Het heeft vroeger ook altijd zoo in andere verkoopvoorwaarden gestaan. De heer APPELBOOM meent, dat wel de kooper, maar niet zijn rechtverkrijgende bij overdracht van het gekochte de verplichting, in art. 7 vervat, aan den nieuwen verkrijger kan opleggen. Spr. wenscht daarom art. 7 te doen aanvangen met de woorden: „De kooper of zijn rechtverkrijgende". De VOORZITTER zet de bedoeling van het artikel in kwestie nader uiteen en zegt, dat een zoodanige aanvulling overbodig is. De heer APPELBOOM: Staat dat zoo vast? De VOORZITTER meent, dat dit inderdaad vaststaat. Nimmer heeft de notaris op onvolledigheid der bepalingen

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1924 | | pagina 952