956 25 NOVEMBER 1924. niet lang geleden hier uitgesproken, met welker conclusie Spr. echter niet kon instemmen. De Wethouder, wien de moeilijke ondankbare taak te beurt viel om de tramkwestie tot een oplossing te brengen, heeft het nog aangedurfd bij den Raad te komen met een credietaanvrage van f 41.000.-, daar hij meent het bedrijf in stand te moeten houden. Waarlijk moet Spr. diens moed bewonderen; het spijt hem echter, dat hij den Wethouder niet op dien weg kan volgen. Tot dusver is Spr. altijd bereid geweest, mede te werken aan het beschikbaarstellen van gelden voor proefnemingen, doch nu niet meer. Wel is Spr. het met den heer Korteweg eens, dat de gemeente in zake de voorziening in het verkeer zoo lang mogelijk het heft in handen moet houden. Komende tot een beschouwing van de nota van den heer Korteweg, bevreemdt het Spr., dat over de maanden September en October 1924 geen opgaaf wordt verstrekt van het aantal vervoerde passagiers. Spr. vraagt zich daarom af; Zou dat aan aantal weer minder zijn dan in de vooraf gaande maanden Juli en Augustus, waarin juist een opklimming te constateeren viel? Spr. kan dan ook het optimisme, dat ten opzichte van het personenvervoer op blz. 2 van de nota tot uiting komt, niet deelen. Hij kan zich niet voorstellen, dat bij anderhalf maal zooveel ritten ook anderhalf maal zooveel passagiers zullen worden vervoerd. Voorts wijst Spr. op het feit, dat de Wethouder bij den geheelen opzet van zijn voorstel is uitgegaan van de exploitatie met één- manswagens. Spr. meent echter, dat dit practisch absoluut onmogelijk is met een ringlijn en toont zulks met eenige voorbeelden aan. Maar, dan vervalt daarmede ook de ge- heele exploitatie-rekening, daar men dan veel meer noodig zal hebben voor personeelsuitgaven. Spr. vreest, dat het verlies nog grooter zal worden dan bij het paardentrambedrijf en dat achter het geraamde nadeelig saldo van f 3500.— per jaar nog wel een 0 zal moeten worden gezet. Over de drie ploegwerkers, die volgens den deskundige

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1924 | | pagina 956