25 NOVEMBER 1924.
957
dringend noodig zullen zijn, wordt in de nota van den heer
Korteweg met geen woord gerept. Ook met betrekking
tot de kleine bogen, welke in de baan voorkomen en die
volgens denzelfden deskundige veel slijtage zullen opleveren,
vindt men niets in de exploitatie-rekening.
Naar aanleiding van het prae-advies van Burgemeester
en Wethouders merkt Spr. het volgende op. Gesteld, dat
men iemand zou kunnen vinden, die geneigd is het bedrijf
over te nemen bij wijze van concessie, dan moet men dat
nog niet doen, want de paardentram voldoet nu eenmaal
niet meer aan de eischen van den tegenwoordigen tijd. Spr.
vreest ook, dat daaruit nog financieel nadeel voor de ge
meente zou voortvloeien. Wat dan te doen? Men moet
toch in Breda een behoorlijk verkeersmiddel hebben. Welnu,
dat kan men vinden in een goed geoutilleerd gemeentelijk
autobusbedrijf of in een particuliere autobusonderneming,
mits staande onder behoorlijke gemeentelijke controle en
medezeggenschap met betrekking tot personeelsaangelegen
heden, route, verkeersmiddelen, tarieven enz. Het komt Spr.
voor, dat men dit laatste kan hebben zonder dat de gemeente-
financiën erdoor bezwaard worden. Spr. voor zich geeft de
voorkeur aan een gemeentelijk autobusbedrijf, doch hij kan
zich op de zooeven aangegeven voorwaarden bij het geven
van een concessie aan een particuliere onderneming neer
leggen. Hij dient ten slotte het volgende voorstel in:
„De Raad der gemeente Breda besluit: om ten spoedigste
„over te gaan tot opheffing van het tijdelijk gemeentelijk
„paardentrambedrijf. hetzelve niet om te zetten in een mo-
„tortrambedrijf, doch Burgemeester en Wethouders op te
„dragen ten spoedigste bij den Raad voorstellen in te dienen
„tot: hetzij oprichting van een gemeentelijk autobusbedrijf,
„hetzij een overeenkomst aan te gaan met een particuliere
„onderneming, die zoo'n bedrijf zal inrichten onder afdoende
„gemeentelijke controle, behoorlijke waarborgen en mede
zeggenschap."