958 25 NOVEMBER 1924. De VOORZITTER acht het wenschelijker, zich te be perken tot het voorstel-K orteweg en zich niet te begeven in beschouwingen over hetgeen - bij eventueele verwerping daarvan later zal moeten gebeuren. De heer ZIJLMANS zegt het volgende: Mijnheer de Voorzitter, De technische zijde van de zaak beziende, komt het mij voor, dat niet moet worden overgegaan tot het maken van een draaischijfje op het Stationsplein. Dit is erg omslachtig in 't gebruik en als er aanhangwagens in dienst zijn kan men de motorwagen wèl keeren, maar niet vóór den aan hangwagen plaatsen. De Wethouder is blijkbaar bang voor de verkanting, die aan het spoor moet gegeven worden, als van een lus gebruik wordt gemaakt. Deze behoeft niet zóó groot te zijn, dat ze voor een behoorlijk straatvlak hinderlijk wordt. Eene lijn aan beide zijden der Willemstraat, als de tram commissie wil, heeft ongetwijfeld voordeel bij vertraging in den dienst, doch zulks verdient geene aanbeveling, want een nieuw spoor in de Willemstraat-Oostzijde zal nabij de Wil lemsbrug zeer moeilijk met het bestaande spoor in verbinding zijn te brengen, zooals ook door den heer Van den Broek in zijn advies is opgemerkt. De adviseur wil de Nieuwe Ginnekenstraat weer aan twee zijden berijden, een wissel leggen vóór de brug aldaar en daarna de Wilhelminastraat aan ééne zijde. Maar waarom deze laatste straat ook niet aan beide zijden bereden? Het zou van nog grooter voordeel zijn bij eventueele vertraging in den dienst. Verder zou om dezelfde reden een wisselspoor (dat zijn twee wissels) gewenscht zijn aan het einde der Boschstraat nabij den winkel van Van R o o y. De kosten van ombouw van 5 tramrijtuigen in motor wagens ad f 3000.— per stuk komen mij te laag voor.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1924 | | pagina 958