960
25 NOVEMBER 1924.
Waar het College van Burgemeester en Wethouders
blijkbaar zelf niet goed weet wat het wil, maar de beslissing
geheel aan den Raad overlaat, stel ik voor, dat door Bur
gemeester en Wethouders, indien noodig in overleg met de
betrokken gemeenten, gegadigden voor een concessie worden
opgeroepen, zonder dat dit nog voor verdere stappen be
slissend behoeft te zijn.
De heer KLUFT komt, als hij den lijdensweg ziet, welke
de tram heeft afgelegd, tot de conclusie, dat er treurig is
gewerkt; er is maar telkens geld uitgegeven zonder eenig
resultaat. Nu vraagt men weer een crediet van f 41.000,
doch Spr. acht hoewel hij vroeger daarvan geen voor
stander was thans den tijd gekomen om het trambedrijf
op te heffen. Ook wordt het eens tijd, dat de menschen,
die in die stadsgedeelten wonen, welke niet door de tram
worden bezocht, eveneens in staat gesteld worden van een
verkeersmiddel te genieten. Spr. is er daarom sterk voor,
de paardentram te vervangen door autobussen. Deze kunnen
alle richtingen uitrijden, zijn aan geen lijn gebonden en
daarbij komt nog, dat het hebben van een zoodanig snel-
verkeersmiddel de gemeente geen geld behoeft te kosten.
Laat men dus het trambedrijf zoo spoedig mogelijk stop-zetten.
De VOORZITTER dringt er nogmaals op aan zich tot
een bespreking van het voorstel-Korteweg te beperken.
De heer COHEN is ten opzichte van het voorstel-Kor
teweg niet zoo pessimistisch gestemd als de vorige sprekers.
Toen de Raad besloot om bij wijze van proef een tramwagen
te doen ombouwen tot motortramwagen, had men daarvan
die consequenties kunnen verwachten. De proefrit met den
omgebouwden wagen is zeer goed geslaagd. De heer
Haaiman heeft zooeven gezegd, dat hij zich niet kan voor
stellen, dat er bij anderhalf maal zooveel ritten ook ander
half maal zooveel passagiers zullen worden vervoerd. Spr.