25 NOVEMBER 1924.
961
is het met die veronderstelling van den heer Korteweg
volkomen eens, want het publiek zal veel meer gebruik maken
van de motor- dan van de paardentram, daar het met eerst
genoemd vervoermiddel veel vlugger op de plaats van be
stemming is. Daarbij komt nog, dat de menschen over het
algemeen liever in een tram zitten dan in een autobus, die
zigzagswijs door de stad rammelt. Wat het voorstel-H a a 1-
man betreft, zegt Spr. te vreezen, dat de gemeente een
flinke subsidie zou moeten geven, wanneer men zulke voor
waarden stelt aan een particuliere onderneming. Spr. zal het
voorstel-Korteweg steunen.
De heer VAN WERKHOOVEN betreurt het getreuzel
bij de voorbereiding van de proefneming en de ergerlijke
dingen, welke daarbij zijn voorgevallen. Ook Spr. is het met
den heer Korteweg eens, dat de motortram meer passagiers
zal trekken dan de paardentrambij sneller vervoer kan men
met het volste recht grooter deelname verwachten. Indien
men er echter toe zou overgaan om concessie te verleenen
aan een particulier autobusbedrijf, dan kan Spr. zich volkomen
vereenigen met de zienswijze van den heer Haaiman,
dat daaraan uitgebreide voorwaarden verbonden dienen te
worden, maar, men zal dan duurder uitkomen dan men denkt.
Voorts wenscht Spr. den heer Korteweg enkele tech
nische vragen te stellen. Ten eerste: Zal de ingebouwde
motor een Ford zijn? Na hierop een bevestigend antwoord
te hebben bekomen en erop te hebben gewezen, dat het
gewicht van een tramwagen wordt geschat op 5000 K.G.
(met een voldoend aantal passagiers op 6000 K.G.), uit
Spr. de vrees, dat zulks boven de kracht van een Ford-motor
zal gaanhij heeft n. 1. van een deskundige vernomen, dat
een Ford niet meer dan 1200 K.G. kan trekken. Spr. vraagt
zich dan ook af: Is de Wethouder op dit punt niet te op
timistisch En zou het ook geen aanbeveling verdienen twee
motors in te bouwen, n. 1. aan weerskanten één? Dit zal
duurder zijn, maar aan den anderen kant heeft men dan het