25 NOVEMBER 1924. 969 men dus de tramcommissie geen verwijten doen; er is veel gebeurd buiten die commissie om. Spr. komt er dan ook tegen op, dat buiten haar om het advies is ingewonnen van een tweeden deskundige, den heer Van Wieringhen B or ski; een advies, dat nog duur betaald zal moeten wor den op den koop toe. De heer Haaiman ziet slechts heil in een autobusbedrijf maar, waarom zou een motortrambedrijf niet evengoed kunnen rendeeren? Wanneer alle de door den heer Korteweg uitgetrokken posten in twijfel worden getrokken, dan kan men wel aan den gang blijven. Spr. is ervan overtuigd, dat het aantal passagiers, door den heer Korteweg geraamd, nog veel te laag is, het zal ongetwijfeld verdubbelen, daar het publiek de voorkeur zal geven aan een degelijk ver keersmiddel, zooals de motortram. Daarbij komt nog, dat men een eenheidsprijs zal moeten invoeren ^van 10 cents, daar alle andere tarieven zullen moeten vervallen. De op brengst per persoon zal dus niet zooals de heer Korte weg heeft aangenomen 9, maar 10 cents bedragen. Wanneer men dit in aanmerking neemt, komt men nog tot heel wat gunstiger resultaten dan in de nota van den heer Korteweg. De heer KORTEWEG ziet in het eertijds door den Raad genomen besluit, tot het nemen van een proef met een om te bouwen tramwagen, het bewijs, dat deze bezield was met den wensch, een motortrambedrijf in het leven te roepen. In die meening wordt Spr. nog versterkt door het feit, dat de Raad later nog een crediet van f 6500 toestond. Hij is er dan ook van overtuigd, dat, ware Wethouder Feber eerder gekomen met zijn voorstel tot aankoop van tram wissels, de Raad hem de gevraagde f 15.000..in hun geheel zou hebben toegestaan. Voorts zegt Spr. het trambedrijf nog steeds een algemeen belang te achten; er worden thans nog 750.000 personen per jaar vervoerd.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1924 | | pagina 969