96
22 FEBRUARI 1924.
U hadt kunnen beginnen met de algemeene opmerking,
dat publieke aanbesteding van zulke voorwerpen, stoom
machines e. d. blijkèns de ervaring minder gebruikelijk is dan
bij het leveren en verwerken van ijzer aan eene brug, omdat
men, bij genoegzame ruchtbaarheid en zonder dat er bepaald
nog een bestek van het werk is, toch wordt overstroomd
met offertes en de gemeente in haar personeel niet voldoende
geoutilleerd is en ook niet kan zijn om eene prima levering
te kunnen controleeren; ergo, dat hier de kwestie van ver
trouwen meer op den voorgrond staat.
Het is dan ook niet door Uwe verdediging van het voor
stel, maar gezien de feiten, dat ik mij in dit geval ten slotte
met onderhandsche aanbesteding en met het voorstel tot
gunning kan vereenigen.
Want ten eerste zijn er nu 6 aanbiedingen, dat is 3 meer
dan voor de Hooge Brug, en dat kan er ten minste mee
door. Ten tweede heeft de Machinefabriek „Breda" een
uitstekenden naam en heeft zij ook getoond dien alleszins te
verdienen; de machines b.v. die zij tientallen jaren geleden
leverde voor het pompstation der waterleiding verkeeren
nog in uitstekenden toestand en gelden als voorbeeld voor
prima werk. Maar ook van de laagste inschrijfster, welke
niet te Breda is gevestigd, mag gezegd worden, dat zij terecht
uitstekend staat aangeschreven.
Toch geef ik, gezien het betrekkelijk geringe verschil van
f 500.de voorkeur aan de hier gevestigde firma, omdat
het nog al wat waard is om den leverancier bij de hand te
hebben en gebleken is, dat deze steeds gereed staat; zoo'n
motief is niet nieuw.
Uw argument evenwel, dat door dit werk in Breda te
houden en daarvoor een offer te brengen, de werkeloosheid
eenigszins te bestrijden, acht ik zeer gevaarlijk, al waardeer
ook ik Uwe goede bedoeling.
Ik kan mij voorstellen dat de eene Staat aldus tegenover
den andere handelt, want elk kan desnoods op zichzelf
bestaan, maar waar moet het heen als de eene gemeente