970 25 NOVEMBER 1924. In verband met een desbetreffende opmerking van den heer Speyart van Woerden, verklaart Spr., dat de reden, waarom hij alleen met een voorstel is gekomen, is gelegen in het feit, dat er met de exploitatie van de paar dentram f 75.per dag wordt verloren. Spr. heeft toen gedachter moet wat gebeuren vandaar zijn voorstel. De berekening van de kosten heeft Spr. getracht zoo goed mogelijk te doen zijn. Hij is er van overtuigd, dat het verlies bij het motortrambedrijf niet hooger zal zijn dan f 3500. per jaar. Heeft men dit bedrag niet voor het algemeen belang over, dan moet men het zelf maar weten. De heer HAALMAN vraagt, naar aanleiding van de opmerking van den heer Speyart van Woerden over het optreden van den heer Korteweg, waar het heen zou moeten, wanneer men als wethouder niet meer zou mogen komen met een minderheidsvoorstel. En al is de heer Kor teweg nog maar kort wethouder, kan niemand hem dat recht ontnemen. Spr. geeft toe, dat er in het College van Burgemeester en Wethouders naar gestreefd moet worden zooveel mogelijk de homogeniteit te bewaren, maar het gevoelen van de minderheid moet ook tot zijn recht kunnen komen. Terugkomende op het rapport van den heer Van den Broek, vestigt Spr, de aandacht op diens raadgeving om den omgebouwden tramwagen minstens een half jaar proef te laten rijden bij de Zuider Stoomtramweg-Maatschappij. Wanneer een dergelijke deskundige, die in zekeren zin be langhebbende is, zoo'n advies geeft, dan kan men de exploi tatie van een motortrambedrijf toch niet a tort et a travers doorzetten; het zou een sprong in het duister zijn. Bovendien is Spr. ervan overtuigd, dat alle tramwagens niet geschikt zijn voor ombouw. De heer Bog mans heeft het gehad over de aanwijzing van deskundigen. In dit verband herinnert Spr. er aan, dat de Raad bij de bespreking van de tramkwestie het College

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1924 | | pagina 970