974 25 NOVEMBER 1924. iemand daartegen geweest zou zijn. Er is dan ook geen sprake van een draai nemende toestand is thans heel anders geworden. Ik betreur het, dat de rapporten der deskundigen ons niet eerder hebben bereikt. De heer KORTE WEG gelooft, dat, als de heer Feb er indertijd alles ineens gevraagd had, de motortram al in dienst geweest zou zijn. Het voorstel van den heer Korteweg wordt daarop in stemming gebracht en verworpen met 12 tegen 7 stemmen. Tegen: de heeren Moll, Pelster, Kooperberg, Schrauwen, Kluft, Cerutti, Haaiman, Elich, Loomans, Hornix, Appelboom en Speyart van Woerden. Voor: de heeren Korteweg, Neve, Bogmans, Zij 1 mans, Van Werkhooven, Van Groenendael en Cohen. De VOORZITTER vraagt nu, of het trambedrijf in zijn tegenwoordigen vorm zal blijven bestaan of de exploitatie zoo spoedig mogelijk zal worden beëindigd. De heer ZIJLMANS zou gegadigden willen oproepen voor een concessie. De VOORZITTER: Dat kan gebeuren, doch dit sluit niet uit, dat inmiddels de exploitatie door de gemeente zoo spoedig mogelijk kan worden beëindigd. De heer HAALMAN wenscht aan het besluit tot opheffing van het trambedrijf iets te verbinden, dat de waarborg geeft, dat men in de naaste toekomst een werkelijk behoorlijk ver-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1924 | | pagina 974