25 NOVEMBER 1924.
975
keersmiddel in Breda zal hebben. Spr. is ervan overtuigd,
dat niemand meer in dezen tijd een paardentram wenscht.
Wanneer nu Spr.'s voorstel zou worden aangenomen, dan
zouden Burgemeester en Wethouders weten, wat de Raad wil.
De VOORZITTER: Uw voorstel sluit een motortram
bedrijf absoluut uit. De Raad moet zich daaraan nu nog
niet vastleggen.
De heer SPEYART VAN WOERDEN vreest, dat een
zoo spoedig mogelijke opheffing van het paardentrambedrijf
moeilijkheden zal opleveren met de gemeenten Ginneken en
Teteringen. Spr. geeft daarom in overweging, alleen te be
sluiten tot beëindiging van de exploitatie van het bedrijf,
anders loopt men vast met die gemeenten.
De VOORZITTER wil thans een uitspraak van den
Raad hebben, of de exploitatie van het gemeentelijk paar
dentrambedrijf moet worden beëindigd.
Het voorstel, om het gemeentelijk paardentram-
bedrijf op te heffen, wordt daarop in stemming ge
bracht en met algemeene stemmen aangenomen.
De heer SPEYART VAN WOERDEN wil even op
merken, dat de Raad op 5 Juni 1.1. aan den Directeur van
het tijdelijk Trambedrijf ontslag heeft verleend met ingang
van een door Burgemeester en Wethouders nader te bepalen
datum. Het is thans 25 November. Het ontslag hield geen
verband met voortzetting van het Trambedrijf. Spr. vindt,
dat het nu wel tijd wordt, dat ontslag te doen ingaan.
Meer wil hij er niet van zeggen.
De VOORZITTER stelt voor, de behandeling van de
nog resteerende punten der agenda met het oog op het late
uur aan te houden tot een volgende vergadering.