29 DECEMBER 1925. 1013 eerst tevreden zou zijn, als juist de wenschen van de heeren Van Hattem en Haaiman steeds in vervulling gingen. Trouwens ook bij deze beide leden zou men naar den grootsten gemeenen deeler moeten zoeken, hetgeen nog niet zoo gemakkelijk is, waar de heer Van Hattem meende zoo grondig te moeten informeeren naar de diepere beginselen, de sociale gedachten en godsdienstige huldebe tuigingen van zijn medelid Haaiman. Gezegd is, dat Burgemeester en Wethouders soms in gebreke bleven aan de wenschen van of uit den Raad on middellijk of in langere periode gevolg te geven. Feiten zijn daarbij ternauwernood genoemd. Hetgeen naar voren kwam is de quaestie: der „spoedeischende vergadering", waaromtrent ik in overleg met het College onze meening kenbaar maakte vaststaat dat de wil bestond zoo spoedig mogelijk te ver gaderen en dat deze vergadering ook zoo spoedig mogelijk gehouden isterecht hadden de verzoekende raadsleden geen termijn gesteld. Voorts werd door den heer Van Hattem gewezen op het in gebreke blijven aandacht te schenken aan de motie van den heer Haaiman in zake een 52-urige arbeidsweek voor de politie; in ons antwoord op het Centraal Rapport is de zaak toegelicht en bij het hoofdstuk der politie zal daaromtrent nog iets zijn te zeggen. Was het juist in verband met het vorenstaande het melk- ventverbod te noemen? Wanneer hierbij niet zoo spoedig als sommigen wenschten is te werk gegaan, dan ligt dit aan het groote verschil van meeningen en de antipathie tegen het verbod, die in gewichtige kringen der ingezetenen heerscht het moest worden gewaardeerd, dat èn de Commissie voor de Strafverordeningen èn het College gezocht hebben naar een oplossing, die zij niet wenschten, doch aangaven om het meeningsverschil te overbruggen. Blijkens tusschenkomst van hoogere autoriteit werd ook van die zijde betreurd, dat althans die oplossing niet is aanvaard. Thans een woord over de redevoering van den heer Haaiman, die, wat aanhalingen en Grieksche fabels be-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1925 | | pagina 1013