29 DECEMBER 1925.
1015
dien vorm, die niet verdedigd mag worden met een beroep
op aanhaling uit andere geschriften, elkander te lijf gingen.
Welke diersoort, welke onaesthetische ziekte moet men dan
voor den heer Haaiman uitdenken
Het toppunt bij zijn effectbejag wilde de heer Haaiman
in een climax bereiken bij zijn verrassende en door niemand
geloofde mededeeling, dat de Burgemeester „onwaarheid aan
Hare Majesteit de Koningin had medegedeeldHet kostte
moeite den heer Haaiman te doen zeggen waarom het
gingdan was immers het effect weg Ook deze zeepbel
van den heer Haaiman toonde onmiddellijk zijn gemis
aan inhoudalles lucht, lucht. In de eerste plaats bleek, dat
het ging over serieuze door het College, niet door den
Burgemeester, opgestelde rapporten aan Gedeputeerde Staten
omtrent eventueele vernietiging van art. 12 van het Regle
ment van Orde der raadsvergaderingen, waarvoor de heer
Haaiman tot tweemaal toe vruchteloos moeite had gedaan.
Het eene rapport was van 24 October 1921 en deelde o.a.
als eenparig oordeel van het College mede, dat het artikel
in de practijk tot weinig of geen critiek aanleiding had
gegeven en dat het reglement herziening tegemoet ging. Bij
de tweede poging werd door Burgemeester en Wethouders
zeer uitvoerig gerapporteerd d.d. 27 Maart 1924 en werd
aan de hand van andere in het geding gebrachte reglementen
en van art. 42 der Gemeentewet het standpunt van het een
stemmige College uiteengezet. Wat is nu waar van een brief
van den Burgemeester aan Hare Majesteit? Wat is waar
van „onware mededeelingen" Als de heer Haaiman zijn
blijkbare armoede aan critiek door onjuistheden, grove taal,
aanvallen op afwezigen, aardigheden van persoonlijk karakter,
als tegenover ons medelid K o r t e w e g, wil verbergen,
moet hij bedenken, dat er nog voldoende intellect om hem
heen is, dat zijn streven en gedraging doorziet.
Ik kom nu tot een zaak, die de vorige week eenige
beroering bracht, doordien bij de behandeling van een door
den heer Haaiman gestelde vraag de heer K r o o n e een