1016 29 DECEMBER 1925. motie indiende, die wantrouwen uitsprak tegenover het College en liefst alle drie wethouders tot aftreden wilde brengen. Het was mij een voldoening, dat werd ingegaan op mijn voorstel om die motie alsnog niet aan stemming te onder werpen, ten einde het College gelegenheid te geven voor beraad en overleg en de op zich toch niet wereldschokkende quaestie, waarover het College anders dacht dan een kleine raadsmeerderheid te kunnen beschouwen in het licht van het algemeen beleid van het dagelijksch bestuur, dat bij de begrooting aan de orde kwam. De verloopen dagen zijn inderdaad benut voor een bezien van de samenhangende quaesties. In zake de aangelegenheid der chauffeursloonen wordt verklaard, dat de directie der Monopol Maatschappij er mede accoord gaat elke controle te vergemakkelijken door te onzer beschikking te stellen verklaringen, waaruit door onderteekening blijkt, dat het personeel individueel het hem toekomende loon heeft ontvangen. Eenstemmig acht ons College zulks alleszins bevredigend, Het is niet zonder belang op te merken, dat dd. 23 De cember ons College een missive bereikte, onderteekend door de thans dienst doende chauffeurs, waarin zij verklaren „allen bekend te zijn met de vastgestelde concessievoorwaarden en mededeelen, dat het vastgestelde loon zeer ruim over schreden wordt". Zij voegen er aan toe, ook wat de dienst betrekking betreft, uiterst tevreden te zijn. Ten aanzien van de wederaanstelling van de ontslagen Chauffeurs, deelt genoemde directie naar aanleiding van de raadsdebatten mede, dat zij „momenteel uiterst tevreden is over het tegenwoordige personeel en er dus voorloopig niet aan denkt de ontslagen chauffeurs terug te nemen". Indien ons College ten deze iets zou kunnen of willen doen, ware het onmogelijk bij de overweging in de desbetreffende motie betreffende de schuld van het ontslag der chauffeurs, welke schuld daarin op het College wordt geladen. Een dergelijke overweging kan de zaak slechts schaden. Om volstrekt on doeltreffend gedebatteer te voorkomen, zouden wij die schuld-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1925 | | pagina 1016