1Ó32 29 DECEMBER 1925. Mijnheer de Voorzitter, daarbij werd gegnuifd, alsmede de goede noot in het Dagblad van Noord-Brabant. Dit moet hem, wanneer hij bovendien ziet, hoe zoowel de Burge meester als de heer P e 1 s t e r zich aan dezen stroohalm hebben vastgeklampt, toch wel tot nadenken stemmenmeer zal ik daar niet van zeggen. Nu de heer Van Hattem ook dit punt heeft aange roerd, wil ik gaarne, alhoewel aan niemand eenige verant woording schuldig ten opzichte eener particuliere daad, ook wel iets zeggen naar aanleiding van de z.g. hulde, die door mij gebracht zou zijn aan het Heilig Hart-monument. Voorop zij gesteld, Mijnheer de Voorzitter, dat ik daaraan geen hulde kan brengen, omdat nu eenmaal noch het Heilig Hart, noch deszelfs monument, voor mij eenige beteekenis heeft. Indien de heer Van Hattem dan ook volledig op de hoogte ware geweest, zou hij vermoedelijk hebben gezwegen. Wat is de zaak? Toen voor het eerst in dezen Raad ter sprake kwam de plaatsing van een Heilig Hart-monument, lag het in de bedoeling, dat dit zou verrijzen op een openbare plaats in deze gemeente. Hoewel ik de meening was toegedaan, dat een dergelijk monument niet op de openbare straat behoorde geplaatst te worden, zou ik mij toch daartegen niet hebben verzetdaarom deed de oplossing, die thans werd gevonden mij zoo'n groot genoegen, dat ik meende daaraan uiting te moeten geven door het zenden van een bloemstuk met het verzoek, dit wel te willen doen neerleggen „aan den voet van het, voor mijn Katholieke medeburgers zoo beteekenisvolle, monument". Ten slotte hoop ik, dat de heer Van Hattem met dezelfde gerustheid het oordeel van zijn kiezerscorps zal afwachten als ik het te zijner tijd zal doen ten opzichte van hen, die mij hierheen afvaardigden. Overigens heeft het mij verheugd, in de kwestie van de niet-belegde spoedvergadering hem aan mijn groene zijde te mogen vinden. Wat het gesprokene door den heer P e 1 s t e r betreft, zou ik willen opmerken, dat, wanneer door mij werd opge-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1925 | | pagina 1032