1056 29 DECEMBER 1925. De heer CERUTTI merkt op, dat de heer Haaiman heeft beweerd, dat een verlaging van den electriciteitsprijs met 5 ct. een vermindering van inkomsten van f 45.000 ten gevolge zou hebben. Een verlaging metlOct., zooals de heer Kooperberg wil, zou dan een verlies aan inkomsten geven van f90.000. Spr. vraagt den heer Kooperberg, hoe hij dat verlies zou willen dekken. De heer KORTEWEG bevestigt de juistheid van de mededeeling van den heer Haaiman, dat bij een verlaging van den prijs met 5 ct. de inkomsten f45.000 minder zullen bedragen. In het College van Burgemeester en Wethouders is de zaak be sproken en besloten den electriciteitsprijs wel te verlagen, doch daartoe voorloopig nog niet over te gaan, aangezien zulks niet tegelijkertijd met belastingverlaging kan plaats hebben. Spr. erkent, dat door verlaging van den prijs van de electri- citeit het verbruik daarvan zal toenemen, ofschoon dit ten koste van het gasverbruik kan gaan. Spr. gelooft, dat het 't beste is om aan Burgemeester en Wethouders over te laten, of en wanneer prijsverlaging kan geschieden. De VOORZITTER zegt, dat het een eigenaardigen indruk moet maken als de heer Kooperberg beweert, dat de electriciteit tegen 8 ct. per K. W. U. wordt ingekocht en voor 35 ct. verkocht. Die indruk moet worden wegge vaagd. De electriciteit wordt hier n.l. verkocht tegen een gemiddelden prijs van 20 ct. per K. W. U. De prijs voor licht bedraagt 35 ct. Wat nu de verlaging van den electri citeitsprijs betreft, zegt Spr., dat natuurlijk iedereen in principe voor verlaging is, doch het is maar de vraag, of zulks in verband met de economie van het bedrijf, andere inkomsten en den opzet der begrooting mogelijk is. De kwestie van de traktementen, welke de heer Haaiman te berde heeft gebracht, is van geringe beteekeniszij is slechts een druppel in den emmer, daar de lasten van het bedrijf op die manier met misschien 8 a 10 duizend gulden

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1925 | | pagina 1056