1060 29 DECEMBER 1925. De VOORZITTER antwoordt, dat de vischafslager niet het recht heeft visch af te keuren, terwijl de gemeente hiervoor niet ten volle over de keurmeesters kan beschikken. De heer APPELBOOMKan zulks dan niet worden opgedragen aan een gemeentelijken keurmeester? De VOORZITTER: Daarmede zou de geheele kwestie nog niet zijn opgelost. De heer MEIJVIS vraagt, of het niet mogelijk zou zijn, door middel van de Vereeniging van Nederlandsche Ge meenten te dezer zake besprekingen over de geheele lijn te openen. Voorts zegt Spr., dat de bedoeling van zijn vraag in hoofdzaak deze is geweest, dat de visch, welke aan de vischmarkt wordt verkocht, behoorlijk gekeurd wordt. De VOORZITTER antwoordt, dat de zaak niet zoo eenvoudig is op te lossen, omdat het een Rijksregeling betreft. Spr. vraagt den heer M e ij v i s, of zijn bewering, dat er meermalen ondeugdelijke visch aan de markt wordt verkocht, op goede gronden berust. De heer MEIJVIS: Mij is van verschillende zijden visch getoond, welke niet deugdelijk was. De VOORZITTER zegt, dat met de opmerkingen van den heer M e ij v i s zooveel mogelijk rekening zal worden gehouden. Dezerzijds zijn al eens bemoeiingen gedaan om de aandacht van hoogere autoriteiten op deze aangelegenheid te vestigen. Zonder verdere opmerkingen wordt deze begrooting goedgekeurd.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1925 | | pagina 1060