29 DECEMBER 1925. 1075 badplaats aan te wijzen; zulks is zonder grenswijziging best mogelijk. De heer VAN WERKHOOVEN kan in veel opzichten met den heer Z ij 1 m a n s meegaan. Ook Spr. vraagt nadere inlichtingen omtrent de verrichtingen van het particulier initiatief in deze. De heer PELSTER kan daaromtrent mededeelen, dat de plannen van een particuliere vereeniging tot oprichting van een badhuis in Januari aan de beoordeeling van Burgemeester en Wethouders zullen worden onderworpen. De heer VAN WERKHOOVEN vraagt, of de heer P e 1 s t e r ook den naam van die vereeniging kan noemen. De heer PELSTER antwoordt, dat het beter is dien naam niet te vermelden. De VOORZITTER zegt, dat het aanwijzen van een an dere plaats voor de volksbadplaats te zijner tijd kan worden overwogen. Spr. heeft met genoegen vernomen, dat van particuliere zijde het initiatief is genomen tot stichting van een volksbadhuis. Ook in kringen, welke niet afkeerig zijn van het oprichten van dergelijke inrichtingen van Overheids wege, helt men meer en meer tot het standpunt over, dat men beter doet in deze het particulier initiatief te laten voorgaan. Spr. wijst in dit verband op de artikelen van den Bosschen Wethouder K r ij g s m a n in het Daglad van Noord-Brabant. De heer Z ij 1 m a n s heeft gevraagd„Wat heeft nu de oprichting van een volksbadhuis met grenswijziging te ma ken? Dit zit zoo in elkaar. De geschiktste plaats voor een volksbadhuis zou wellicht zijn om of bij de Haagpoort, maar dan zouden de inwoners van andere gemeenten er meer van profiteeren dan die van Breda. Ten slotte merkt

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1925 | | pagina 1075