29 DECEMBER 1925.
De heer PELSTER zegt, dat de exploitatie van de nood
woningen toch zonder een nadeelig saldo behoort te ge
schieden. De heer M e ij v i s zegt nu wel: „Men moet er
de kwaadwilligen maar uitzetten.'' Dit gaat echter zoo ge
makkelijk niet. Als men de huuropbrengsten door elkaar
rekent, komt men tot de conclusie, dat bezwaarlijk tot huur-
verlaging kan worden overgegaan. Spr. kan in deze dan
ook geen positieve toezegging doen.
Wat de heer Van Hattem wil, kan niet geschieden
zonder het Rijk daarin te kennen. Het exploitatie-tekort
wordt door het Rijk en de gemeente gedragen.
De heer MEIJVIS dient de volgende motie in
„De Raad van oordeel, dat verlaging der huren van de
„noodwoningen billijk is, besluit, de huren der noodwoningen
„met f 0.50 per week te verminderen."
De VOORZITTER zegt, dat Burgemeester en Wethou
ders daaromtrent een becijfering aan den Raad zullen over
leggen.
De heer MEIJVIS dringt op een directe behandeling van
zijn motie aan.
De VOORZITTER: Dat kan men toch niet van een
ernstig college verwachten.
De heer MEIJVIS verzoekt dan een spoedig prae-advies
over de motie.
De motie-M e ij v i s wordt alsnu in handen van
Burgemeester en Wethouders gesteld om prae-advies.
Volgnummer 116. Aandeel van het Rijk in de kosten ter
zake van de Huurcommissiewet.
De heer VAN HATTEM vraagt, of er Burgemeester en