1086 29 DECEMBER 1925. dien weg proces-verbaal opgemaakt, van wie er een bij schikking f4,boete heeft betaald, terwijl de andere zijn vrijgesproken. Spr. zou willen vragen, of het niet mogelijk is, dat de bewuste persoon die 4 gulden terugkrijgt. De heer PELSTER verklaart van die kwestie absoluut onkundig te zijn. Volgnummer 165 wordt daarop onveranderd goedgekeurd. Volgnummer 169. Onderhoud van de Wilhelmina-fonlein, hel Baronie-monument en het standbeeld van Willem lil. De heer ZIJLMANS zou gaarne willen, dat er voortaan gesproken werd van het standbeeld van Stadhouder Willem III. De VOORZITTER: Het zal geschieden. De heer ZIJLMANS: Met genoegen heb ik gezien, dat reeds door verschillende mijner medeleden is aangedrongen op veelvuldiger werking der beide fonteinen. Waar het waterverbruik zoo gering is en de zaak dus noch technisch, noch financieel eenig bezwaar behoeft op te leveren, zou ik gaarne zien, dat Burgemeester en Wet houders nu een bepaalde toezegging deden. Tot vóór den oorlog was de regeling veel ruimer, na den oorlog heeft men ze uit het oog verloren. De VOORZITTER zegt, dat het desbetreffend antwoord van Burgemeester en Wethouders in de Memorie van Ant woord volkomen bevredigend kan worden geacht. De heer ZIJLMANS wil liever een afdoende toezegging hebben.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1925 | | pagina 1086