1112 30 DECEMBER 1925. De heer VAN WERKHOOVENHet Centraal Rapport wijst toch uit, dat in alle afdeelingen de wenschelijkheid van oprichting van openbare bewaarscholen is bepleit. Men kon dus verwachten, dat die aangelegenheid ook bij de behandeling van de begrooting in den Raad ter sprake zou komen. De VOORZITTER: Het gaat niet aan te beweren, dat men op grond van het feit, dat een zaak in het Centraal Rapport is vermeld, voorbereid moet zijn op de directe behandeling van een min of meer verband houdende motie. De heer VAN WERKHOOVEN zegt, dat hij die motie al bij de algemeene beschouwingen heeft aangekondigd. Trouwens het feit, dat de Voorzitter de notulen van de vergadering van 29 Juli j. 1. vóór zich heeft liggen, bewijst wel, dat deze er op voorbereid was. De VOORZITTER: Ik heb niet alleen de notulen van die vergadering vóór mij liggen, doch van alle vergaderingen van den laatsten tijd. De heer VAN WERKHOOVEN zegt, dat hij, wat de kosten betreft, van begin af aan niet het minste vertrouwen heeft gesteld in de berekening van den heer Korteweg. Dat hij juist heeft gezien, bewijst het bedrag, hetwelk door den Voorzitter zooeven genoemd is. De op te richten school behoeft geen paleis te zijn; men kan met het inrichten van èén of meer lokalen in een bestaand schoolgebouw volstaan. Spr. weet, dat er in de school aan de Middellaan een lokaal leeg staat. De VOORZITTER: Ik geloof, dat U zich vergist. De heer VAN WERKHOOVEN, voortgaande, zegt, dat men ook eens moet bedenken, wat de gemeente een

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1925 | | pagina 1112