30 DECEMBER 1925.
1119
de totstandkoming en voorbereiding van dit soort ontwik
kelingswerk, heb ik de ervaring opgedaan, ook in aanmerking
genomen de mentaliteit van onze bevolking, dat gemiddelde
cijfers, als door U genoemd, nog waarlijk niet zoo verwer
pelijk zijn en, om van andere vormen hier niet te spreken,
de vorm van ontwikkeling brengen, zooals die door de Volks
universiteit wordt voorgestaan, welke juist door deze cijfers
haar recht van bestaan aanduidt. Ik mag in dit verband,
zoo ik hoop, zeker nog wel even herinneren, wat door mij
bij de algemeene beschouwingen is gezegd in zake vervolg
onderwijs en anderszins, wat van grooten invloed is op het
bovenbedoelde werk.
Een andere opmerking, Mijnheer de Voorzitter, door Uw
College toen gemaakt, is, dat uit een en ander U is gebleken,
dat deze lezingen, blijkens haar aard, bestemd zijn voor
toehoorders, voor wien subsidieering niet zal zijn bedoeld.
Hiertegen voer ik aan het reeds door mij aangehaalde op
financieel gebied, wat tot beperking der cursussen leidt. Een
andere bemerking mijnerzijds hierop is echter dezeIs er
ooit aan de diverse vaders van gymnasiasten en studenten
verweten, dat zij bij het onderwijs, dat hun kinderen genie
ten, voor een niet onbelangrijk deel steunen op de gelden,
die uit Rijks- en Gemeentekas aan dit onderwijs worden ten
koste gelegd Het zou me te ver voeren, om hierover in
details uit te weiden en cijfers te gaan noemen. Toch zou
dit wel interessant zijn en velen, die hiervan niet voldoende
op de hoogte zijn, een ander inzicht doen krijgen. En toch
zijn er onder de bovengenoemde vaders, vooral van stu
denten, zeer velen, die zeer ongehinderd alles zelve zouden
kunnen bekostigen.
Na al het door mij gezegde, Mijnheer de Voorzitter, is
het dus begrijpelijk, dat ik voor mij en ik hoop, velen met
mij, door dit Uw antwoord niet bevredigd zijn. Ik dring
dus aan op het opnieuw verleenen van steun aan de Volks
universiteit.
Mocht er door Uw College bezwaar worden geopperd,