1136
30 DECEMBER 1925.
mij genoegen te zien, dat thans meerdere leden op deze
verkeersverbetering hebben aangedrongen en deze zaak de
aandacht van Uw College heeft. Die aandacht vraag ik
voor nog eene ernstige verkeersbelemmering, n. 1. het meest
Oostelijke perk van het Stationsplein, tusschen het huis van
den heer Smit en de standplaats der Zuider Stoomtram.
Voor het verkeer via Stationsplein en Stationsweg is het
noodig dit perk ten spoedigste op te ruimen en ter plaatse
bestrating aan te brengen.
Verder dring ik aan op bestrating van Vestkant en Dijkje,
ook voor zoover die buiten de grens onzer gemeente liggen,
van de Koninginnestraat en van de Baronielaan. We hebben
de eerstgenoemde wegen, als behoorende tot de voormalige
vesting, van het Rijk in eigendom verkregen en de bedoeling
kan nooit geweest zijn om aan verbetering niets te doen
of, zooals Burgemeester en Wethouders zeggen van de
Vestkant en het Dijkje onder Princenhage, „ze te onderhouden
als landwegen".
Dat moet de aanwonenden wel erg cynisch in de ooren
klinken.
Verbetering van de verharding op de Baronielaan is meer
in het belang van uitgaand Breda dan van de aanwonenden.
Bovendien betalen deze laatsten meer aan straat- en riool
belasting dan aan het onderhoud van den weg wordt ten koste
gelegd, terwijl de bedrijven uit het bezit der Baronielaan
een aanzienlijke extra-winst putten, omdat er voor gas en
water een hooger tarief geldt dan in de gemeente.
Maar er is ten aanzien van onze wegen, liggende buiten
de gemeentegrenzen, met name Vestkant, Dijkje, gedeelte
Marksingel en Baronielaan nog iets anders op te merken.
Onze eigen Bouwverordening art. 17 laatste alinea zegt:
„Alle openbare straten, niet aan de gemeente toebehoorende,
„moeten door of vanwege de eigenaars en op hunne kosten in
„behoorlijken staat worden onderhouden."
Wat zouden wij er van zeggen, indien de buitengemeenten
zulk eene bepaling, al of niet verscherpt, op onze wegen