26 FEBRUARI 1925.
115
het perceel zich bevindende woning no. 116 af te breken.
Spr. is dan ook van oordeel, dat bij inwilliging van het
verzoek de toestand ter plaatse aanmerkelijk zal verbeteren.
De heer VAN WERKHOOVEN meent, dat ook het
advies van de Gezondheidscommissie luidt, dat tegen inwil
liging van het verzoek geen bezwaar bestaat, mits de vóór
het perceel zich bevindende woning worde afgebroken.
De heer HORNIX onderschrijft ten volle de woorden
van den heer Loomans. Spr. is er voor, de gevraagde
vergunning te verleenen.
De heer CERUTTI zou, in geval de gevraagde ontheffing
wordt verleend, daaraan de voorwaarde willen verbinden,
dat de vóór het perceel zich bevindende woning moet worden
afgebroken.
De VOORZITTER: Adressant moet dan eerst een nieuw
verzoek indienen. Het lijkt mij het beste, op dit adres af
wijzend te beschikken.
De heer HORNIX wil de zaak nu ineens afdoen.
De VOORZITTER zegt, dat, wanneer het voorstel van
Burgemeester en Wethouders niet mocht worden aangenomen,
daaruit valt te concludeeren, dat adressant zich met een
nieuw verzoek tot den Raad kan wenden. Spr. vindt het
gevaarlijk reeds thans een beslissing te nemen als door den
heer Cerutti is aangegeven; hij acht het beter adressant
eerst in te lichtendeze kan dan een nieuwe teekening
indienen.
De heer PELSTER wenscht even op te merken, dat het
advies van de Gezondheidscommissie niet luidt, zooals de
heer Van Werkhooven het wil doen voorkomen. De