26 FEBRUARI 1925. 123 De heer VAN WERKHOOVEN is het niet met den Voorzitter eens, dat het verzoek alleen in het voordeel van adressanten is; de geboden pachtsommen zijn tamelijk hoog. Daarbij komt nog, dat hetgeen zij hier verdienen, in de gemeente blijft. Dit is voor hem een argument, dat zeer sterk voor inwilliging van het verzoek pleit. Voorts merkt Spr. nog op, dat de reden, welke adressanten tot het doen van dit verzoek heeft bewogen, alleen deze is: zekerheid te hebben omtrent een standplaats. De heer ZIJLMANS wijst er op, dat adressanten, die allen Bredanaars zijn, in den winter nog al eens werkloozen te werk stellen, hetgeen voor hem wel eenig gewicht in de schaal legt. Bovendien willen zij een behoorlijk bedrag be drag betalen zooals Spr. heeft vernomen zelfs meer dan gewoonlijk wordt gegeven. Een en ander geeft hem aanleiding, zich voor inwilliging van het verzoek van adres santen uit te spreken, doch Spr. wenscht elk geval op zich zelf beoordeeld te zien. De heer SPEYART VAN WOERDEN vestigt de aan dacht op de moeilijkheden, welke uit een onderhandsche verpachting voor den duur van 3 jaren kunnen voortspruiten. Den VOORZITTER heeft het verwonderd, dat de heer Zijlmans, die anders altijd zoo voor publieke aanbesteding ijvert, in dit geval zijn principieele politiek laat varen. Voorts zegt Spr., dat, voor wat de zekerheid betreft, in overweging zou kunnen worden genomen, de publieke inschrijving voor drie jaren te doen plaats hebben. De heer MOLL zegt, dat inwilliging van dit verzoek geen afwijking van den regel zou beteekenen, daar al sedert jaren aan Wolfs onderhands een standplaats is verpacht. Wat voor Wolfs geldt, geldt ook voor adressanten. Daarbij komt, dat zij in den winter vaak werk verschaffen aan

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1925 | | pagina 123