26 FEBRUARI 1925.
131
Wat de terugbetaling van keurloonen voor afgekeurd
vleesch betreft, zegt Spr., dat zijn meening in het prae-advies
niet juist is weergegeven. Spr. heeft in de vergadering van
24 Juni j. 1. en ook later nog eens gewezen op de principieele
beteekenis van het verleenen van restitutie van keurloon
voor gestorven of uit nood geslachte dieren, welke zijn af
gekeurd, en de Raad heeft toen instemming met Spr's ziens
wijze betuigd. Hij had dan ook verwacht, dat daarmede
rekening zou zijn gehouden. Dit voorstel van Burgemeester
en Wethouders is slechts een stap in de goede richttng.
Restitutie van keurloon te verleenen voor onderdeelen van
een ter keuring aangeboden object is Spr.'s bedoeling niet;
hij erkent ten volle, dat dit ondoenlijk is. Hij staat alleen
voor, de teruggave van keurloon in geval hetgeen ter
keuring wordt aangeboden in zijn geheel wordt afgekeurd
anders zou voor een half dier of een zekere hoeveelheid
vleesch of worst, welke vernietigd moet worden, het betaalde
recht niet worden gerestitueerd, hetgeen zeer onbillijk zou
zijn. Daar echter ook deze aangelegenheid niet van zoo
urgent belang is, verzoekt Spr. aanhouding van dit punt
tot een volgende vergadering.
De VOORZITTER zegt, dat daartegen geen bezwaar
bestaat.
Daarop wordt besloten de behandeling van dit
voorstel tot een volgende vergadering aan te houden.
21. Voorstel van Burgemeester en Wethouders, tot vast
stelling van verordeningen op de heffing en invordering van
vergoedingen voor diensten door den Warenkeuringsdienst
bewezen (aangehouden in een vorige vergadering), met
nadere toelichting, luidende als volgt:
„Naar aanleiding van de opmerkingen, van den heer
„Speyart van Woerden in de raadsvergadering van
„17 October 1924, betreffende de ter vaststelling aangeboden