132 26 FEBRUARI 1925. „verordeningen op de heffing en invordering van vergoe dingen als bedoeld in art. 2 sub 12 van het Koninklijk „Besluit van 18 Maart 1921, St.bl. No. 592, hebben wij de „eer het navolgende mede te deelen. „De heer Speyart van Woerden verzocht nadere „inlichtingen omtrent de beteekenis van de woorden „tot „het bedrag der kosten" voorkomende in art. 2 der heffings- .verordening. Ter zake diene, dat de mogelijkheid zich kan „voordoen, dat de analyse van één bestanddeel in de aan geboden stof gevraagd wordt. In verband met den aard „van die analyse kan het noodig zijn, nog meerdere be- „standdeelen te bepalen. In dat geval moet het bedrag der „kosten berekend worden per bestanddeel, n. 1. voor elk „bestanddeel het in art. 1 sub a. of b. bepaald bedrag. Het „komt ons derhalve zeer gewenscht voor, de beslissing omtrent „de totale kosten van het onderzoek in handen te leggen „van den Directeur-scheikundige. „Voorts stelde de heer Speyart van Woerden de „vraag, waarom de verordening niet in werking kon treden „op den dag der afkondiging. De voorgestelde redactie is „gekozen, omdat in al de verordeningen betreffende den „Warenkeuringsdienst het inwerkingtreden op deze wijze „is geregeld." De heer SPEYART VAN WOERDEN dankt voor de bekomen inlichtingen. Niemand der leden daartegen eenige bedenking hebbende, worden de voorgestelde ontwerp-veror- deningen ongewijzigd goedgekeurd en vastgesteld. 22. Voorstel van Burgemeester en Wethouders, om de exploitatie van de paardentram voorloopig aan een particulier over te dragen, luidende als volgt „In verband met het besluit van den Raad, waarbij wij, „ten einde de financieele nadeelen zooveel mogelijk te beperken,

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1925 | | pagina 132