26 FEBRUARI 1925.
145
deelingen zijn gedaan omtrent de verhuring van de barak
voor besmettelijke zieken te Princenhage. Nu de Burgemeester
van Princenhage in een ingezonden stuk in de plaatselijke
bladen heeft verklaard, dat de heer Moll onwaarheid heeft
gesproken, zou Spr. gaarne vernemen, wat er eigenlijk van
die bewering waar is.
De heer MOLL zegt daarop het volgende
Mijnheer de Voorzitter,
Het is mij een genoegen, dat deze vraag gesteld wordt;
ik heb daarmede de gelegenheid een en ander nader te
kunnen toelichten.
In de vergadering van 5 Februari 1. 1. is door mij naar
aanleiding van de rede van den heer Z ij 1 m a n s dus niet
zooals het Anti-Annexatie-Comité van de gemeenten Ginne-
ken en Bavel, Princenhage en Teteringen beweert in een
ingezonden stuk in de Bredasche Courant van Dinsdag 17
Februari 1. 1., in een voorbereide redevoering de aan
dacht gevestigd op de onhygiënische toestanden, welke in
de omliggende gemeenten heerschen. Zulks is door mij met
slechts één enkel voorbeeld aangetoond. Het zou echter niet
moeilijk zijn om dit met tientallen gevallen aan te toonen.
Laat mij echter bij dit ééne geval blijven.
Door mij is in die vergadering het volgende gezegd
,,Bij de grens der gemeente deed zich onlangs een geval
,,van typhus voor. De dokter kwam Spr. verzoeken den
„lijder te willen herbergen, daar de barak voor besmettelijke
„zieken te Princenhage als woning was verhuurdDit voor
beeld bewijst, dat de onhygiënische toestanden in de bui
tengemeenten een gevaar voor de omgeving opleveren."
Mijnheer de Voorzitter, in de Bredasche Courant van
Maandag 9 Februari lezen we een ingezonden stuk van den
Heer Burgemeester van Princenhage, waarin deze zich de
niet lieve opmerkingen als: om niet te spreken van
„misleiding maar op zijn allerzachtst uitgedrukt den Ge-