16ó 2 APRIL 1925. De heer VAN WERKHOOVEN is het volkomen eens met den /hoop Z ij 1 m a ndat art. 15 dient te worden ge wijzigd. Spr. vraagt, of de Raad mag verwachten, dat het College met een daartoe strekkend voorstel zal komen, zoo niet, dan zal hij een zoodanig voorstel indienen. De VOORZITTER zegt, dat hij daarop niet terstond kan antwoordende zaak moet eerst door Burgemeester en Wethouders besproken worden. De heer COHEN kan zich niet met het door den heer Van Werkhooven gesprokene vereenigen. Spr. vreest, dat het in beroep gaan bij den Raad nog meer vertraging zal geven. De VOORZITTER: Dat is later bij het voorstel te be spreken. De heer CERUTTI merkt op, dat het bezwaar van den heer Zijlmans tegen inwilliging van dit verzoek voorna melijk is gelegen in het feit, dat de Gezondheidscommissie afwijzend heeft geadviseerd. Spr. vraagt in dit verband, of het nu nog noodig is, dat eerst de Gezondheidscommissie over deze nieuwe aanvraag wordt gehoord. De VOORZITTER antwoordt, dat zulks niet noodig is, aangezien de Gezondheidscommissie indertijd den weg had aangewezen, welke bewandeld moest worden voor het geval men toch aan het verzoek wenschte te voldoen, hetgeen echter nog niet wil zeggen, dat de Gezondheidscommissie tot inwilliging geadviseerd heeft. De heer CERUTTIO, maar dan kan de heer Z ij 1 m a n s toch gerust zijn. De heer KORTEWEG wijst er op, dat bij inwilliging 7'

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1925 | | pagina 166