16
5 FEBRUARI 1925.
„afbreuk heeft gedaan, eer eene bevestiging beteekende van
„hetgeen zij bevatte.
„De Gemeenteraad, een definitief oordeel over den omvang
„der grenswijziging zich voorbehoudend, hechtte na uitvoerige
„bespreking op 23 Augustus 1922 niet alleen haar goedkeuring
„aan hetgeen Burgemeester en Wethouders hadden verricht,
„doch gaf in het algemeen zijne instemming te kennen met
„de naar voren gebrachte argumenten en conclusies en sprak
„de hoop uit, dat Gedeputeerde Staten „aan dit levensbelang
„van Breda zoodanige aandacht zouden schenken, dat hun
„medewerking deze aangelegenheid spoedig tot eene oplos-
„sing zoude brengen in de richting door Burgemeester en
„Wethouders aangegeven en verdedigd".
„Op 28 October 1922 werd door Gedeputeerde Staten
„de bestaande grens van Breda, in tegenwoordigheid van
„de Burgemeesters der aangrenzende gemeenten voor zoover
„dezer grens betreffende, in oogenschouw genomen. Daarbij
„werden de misstanden en de steeds toenemende moeilijkheden
„onzerzijds ter plaatse gedemonstreerd. Ter voorbereiding
„van deze inspectie hadden wij Gedeputeerde Staten eene
„kaart van Breda gezonden, waarop de punten der tegen
woordige grens, welke bijzonder de aandacht zouden vragen,
„waren aangegeven en toegelicht in eene bijgaande nota.
„Deze stukken leggen wij, verzekerd dat zij Uwe belang
stelling zullen hebben, ter visie. Een schrijven van Gede
buteerde Staten d. d. 10 Januari 1923 berichtte ons, dat zij,
„na ernstig onderzoek, geen termen konden vinden om onze
„voorstellen in zake de grenswijziging over te nemen en,
„met toepassing van artikel 129 der Gemeentewet tot de
„hunne te maken. Dat de tegenwoordige toestand der be
grenzing van Breda niet beantwoordt aan redelijke eischen
„was hun echter gebleken uit de gevoerde briefwisseling
„en uit het onderzoek ter plaatse ingesteld. Zij verklaarden
„zich bereid een nader door ons in te dienen voorstel tot
„regeling der grenzen onzer gemeente in welwillende over-
