2 APRIL 1925.
171
beslissing te nemen, het advies willen inwinnen van den
opperbrandmeester.
De VOORZITTER stelt voor, aan het verzoek van den
heer Korteweg te voldoen.
Den heer MOLL spijt het, dat op die manier het nemen
van een beslissing in deze wordt verschoven. Spr. is van
meening, dat het Brandweercollege nog wel gehoord kan
worden, nadat besloten is de gevraagde ontheffing onder
nader te stellen voorwaarden te verleenen.
De heer SCHRAUWEN merkt op, dat de buren van
den Katholieken Kring, n. 1. de Graanbeurs en het Hof van
Holland, indertijd wèl ontheffing hebben gekregen van art. 15.
Zonder verdere bedenkingen wordt besloten de
verdere behandeling van dit punt tot een volgende
vergadering aan te houden en inmiddels het advies
van den opperbrandmeester in te winnen.
De VOORZITTER geeft in overweging in aansluiting
met de voorgaande punten thans punt 46 der agenda te
behandelen.
Daartoe wordt besloten.
46. Adres van H. J. van den Akker, daarbij ontheffing
verzoekende van art. 15 der Bouwverordening, ten behoeve
van de verbouwing van het pand aan de Waterstraat, ka
dastraal bekend sectie A. no. 4316.
Bij dit adres zijn gevoegd de adviezen van de Gezond
heidscommissie en den Adjunct-directeur van Openbare
Werken, alsmede een voorstel van Burgemeester en Wet
houders, om de gevraagde uitzondering toe te staan.