2 APRIL 1925.
181
Den heer KORTEWEG komt het voor, dat dit pleintje,
hetwelk in een drukke stadswijk is gelegen, noodwendig
verfraaid moet worden, opdat het een sieraad wordt voor
de omgeving.
De heer ZIJLMANS acht verfraaiing niet noodigSpr.
verwacht, dat zij tengevolge van het drukke verkeer ter
plaatse spoedig weer verdwenen zal zijn.
De heer CERUTTI is in tegenstelling met den heer
Zijl mans sterk voor het verfraaien van dit pleintje, hetwelk
thans een onooglijk plekje is. Spr. is van meening, dat elke
uitgaaf, welke ter bevordering van het stadsschoon wordt
gedaan, geen weggegooid geld is.
De heer MOLL komt op tegen de door den heer Zijl
mans uitgesproken verwachting. Hij sluit zich geheel aan
bij de woorden van den heer C e r u 11 i.
Zonder verdere bedenkingen wordt het gevraagde
crediet toegestaan.
De heeren Kooperberg, Speyartvan W o e r-
den en Zijlmans wenschen aanteekening in de
notulen, dat zij tegen het verleenen van dit crediet zijn.
24. Voorstel van Burgemeester en Wethouders, tot het
verbeteren van het verhoogde voetpad in de Teteringenstraat,
luidende als volgt:
„In den toestand van het verhoogde voetpad aan de
„Teteringenstraat behoort verbetering te worden gebracht,
„zoowel wat betreft de beplanting als het voetpad zelve.
„De boomen, wilde kastanje en acer, op dat voetpad voor
komende, zijn bij den aanleg zoo dicht geplant, dat na
„enkele jaren een dezer soorten verwijderd moet worden.
„De acers komen niet in aanmerking om te blijven staan,