184 2 APRIL 1925. zoo weinig liefde voor boomen schijnt te bezitten. Hij zou in overweging willen geven, al die voorstellen tot het rooien van boomen te verzamelen, dan kunnen wij aan het einde van het jaar zien, of er nog één boom in Breda over is. Het argument, dat voor het doen rooien van deze boomen wordt aangevoerd, n. 1. dat de jeugd met steenen naar de vruchten gooit, noemt Spr. zeer zwak. Voorts verklaart hij, zich met de verhooging der kosten niet te kunnen vereeni gen. Ten slotte wijst Spr. er op, dat het bedrag van f 34. hetwelk in het afgeloopen jaar is uitgegeven voor het ver wijderen der vruchten, is begrepen in de begrooting van den dienst der Beplantingen. De heer SPEYART VAN WOERDEN verklaart, er in de eerste plaats prijs op te stellen, dat de boomen behouden blijven en in de tweede plaats er tegen te moeten opkomen, dat in alle uithoeken van de stad plantsoenen worden aan gelegd. Deze eischen n. 1. veel zorg en aangezien zulks een belangrijk bedrag aan arbeidsloon vordert, acht Spr. den aanleg van plantsoenen vooral in dezen tijd, welke zoo zeer tot bezuiniging noopt, niet gewenscht, te meer, daar wanneer dit voorstel niet wordt aangenomen, niemand daarvan eenig nadeel zal ondervinden. De heer MOLL protesteert tegen de bewering van den heer H o r n i x, dat er haast geen enkele raadsvergadering voorbijgaat, zonder dat op de agenda voorkomt een voorstel van den Directeur der Beplantingen, tot het rooien van boomen. Het onderhavige voorstel gaat n. 1. niet van dien Directeur uit, maar van Burgemeester en Wethouders. Deze vonden het' beter om bij de entrée van de stad een plant soen aan te leggen en de boomen te rooien. Ook is er gezegd, dat het zulke mooie boomen waren. Daartegen moet Spr. opkomen; het is een samengeraapt zoodje. Bovendien moet het personeel van den Beplantingsdienst maar telken- jare de kastanjes plukken, ten einde het gevaar voor het

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1925 | | pagina 184