186
2 APRIL 1925.
De VOORZITTER constateert, dat er in den Raad
stemmen opgaan om niet met het badwater het kind weg
te werpen. Het komt Spr. derhalve het beste voor, de beide
zaken, waarover het bij dit voorstel gaat, te splitsen, n. 1.
Ie. de inkorting van het verhoogde voetpad en 2e. de
kwestie van den plantsoenaanleg. Spr. wijst er in dit verband
op, dat de Raad bij de gemeente-begrooting voor 1924
eigenlijk al de bestrating van dit voetpad met Quenast-tegels
heeft goedgekeurd. Neemt men nu het voorstel tot plantsoen-
aanleg niet aan, dan zal het voetpad met Quenast-tegels
bestraat worden, hetgeen veel kostbaarder zal zijn.
De heer MOLL merkt nog op, dat er in elk geval boomen
gerooid zullen moeten worden, daar zij nu te dicht bij
elkaar staan.
Het voorstel, tot inkorting van het verhoogde
voetpad in de Teteringenstraat met 10 M., wordt
daarop zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
De heer CERUTTI wenscht er nog even op te wijzen,
dat een combinatie van plantsoen en boomen in de practijk
is gebleken tot mislukking gedoemd te zijn. Men heeft zulks
ondervonden in de Willemstraat en in de Sophiastraat.
Het voorstel, tot het aanbrengen van een plant
soenaanleg in de Teteringenstraat, wordt daarop in
stemming gebracht en verworpen met 12 tegen 8
stemmen.
Tegen: de heeren Kooperberg, Neve, Van Sasse
van Ysselt, Van Werkhooven, Haaiman, Elich,
Hornix, Cerutti, Sp ey a r t va n W o er d e n, Zijlmans,
Cohen en Appelboom.
Voor: de heeren Moll, Pelster, Bogmans, Schrau-
wen, Korteweg, Schlaghecke, Loomans en Van
Groenen dael,