2 APRIL 1925. 197 „man ingediend amendement. Inmiddels werd door het lid „Elich nog een toevoeging aan het door ons ingediend „ontwerp voorgesteld. „Naar aanleiding van deze amendementen hebben wij de eer U het volgende mede te deelen mendemenl Haaiman: „De wijziging van art. 2 sub VII is niet te aanvaarden. „Met eene zoodanige regeling zou het smelten van 10 K.G. „vet 50 cent en het smelten van b. v. 11 K.G. slechts 33 „cent kosten. „Wat de tweede voorgestelde wijziging betreft meenen „wij te kunnen volstaan met te verwijzen naar het door ons „over dit onderwerp medegedeelde in ons schrijven van 24 „Februari 1925 Ag. No. 3 Br. No. 23. „Hmendemenl Clich: „Door aanvaarding van deze wijziging zal nog meer aan „den wensch tot teruggave van betaalde rechten voor af gekeurde dieren worden voldaan. Wij hebben geen bezwaar „deze wijziging alsnog aan ons voorstel toe te voegen en „stellen mitsdien voor na het bepaalde in art. 2 onder XI „toe te voegen eene nieuwe alinea luidende: „Indien gewoon geslachte dieren geheel worden afgekeurd „en vernietigd of indien zij worden goedgekeurd onder voorwaarde van sterilisatie, worden de daarvoor inge volge deze verordening betaalde rechten terugbetaald.'' De heer HAALMAN ziet zich tot zijn spijt genoodzaakt nogmaals over deze aangelegenheid het woord te voeren. Het verwondert hem, dat het amendement van den heer Elich wél door Burgemeester en Wethouders is overgeno men en het zijne niet. Spr. wijst er op, dat het keurloon in principe een vergoeding is voor een verrichte prestatie. Onlangs is evenwel van dit principe afgeweken, door het verleenen van restitutie van keurloon voor gestorven of uit nood geslachte dieren, welke zijn afgekeurd. Spr. heeft toen gn ook later nog eenige malen betoogd, dat het niet aangaat

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1925 | | pagina 197