2 APRIL 1925. 199 van dieren, hetgeen te ver zou voeren. Op dien grond acht het College het niet raadzaam den heer Haaiman op dit terrein te volgen. Ook elders gaan dergelijke faciliteiten niet zoo ver. De heer HAALMAN veronderstelt, dat de Voorzitter zijn bedoeling verkeerd begrepen heeft. Spr. vraagt geen restitutie voor onderdeelen van ter keuring aangeboden dieren, maar alleen voor onderdeelen, welke geheel apart ter keuring aangeboden zijn. Nu het principe van het keurloon eenmaal is aangetast, moet men de consequenties daarvan aan vaarden. Zijn bedoeling is dus alleen dan het keurloon terug te geven in geval hetgeen ter keuring wordt aangeboden in zijn geheel wordt afgekeurd. Daartegen kan noch uit een administratief, noch uit een technisch oogpunt eenig bezwaar bestaan. Spr. acht hetgeen hij beoogt zelfs billijker dan dat wat de heer Elich. wil, want, wanneer het ter keuring aangeboden dier wordt goedgekeurd onder voor waarde van sterilisatie, dan blijft het toch nog eenige waarde behouden, hetgeen in geval van afkeuring niet het geval is. De VOORZITTER zegt de bedoeling van den heer Haaiman wel goed begrepen te hebben. De Directie ver zet zich echter uit een technisch oogpunt tegen de terug gave van keurloon voor afgekeurde onderdeelen van dieren. Spr. wijst er voorts op, dat men zelfs bij aanneming van het voorstel-Haalman nog inconsequent blijft, want dan wordt geen restitutie verleend van niet goedgekeurde deelen van het ter keuring aangeboden dier. De grens ligt bij het in zijn geheel afgekeurde dier. De heer HAALMAN verzoekt zijn amendement het eerst in stemming te brengen, daar hij anders genoodzaakt zou zijn tegen het amendement-Elich te stemmen. De VOORZITTER zegt, dat daartegen geen bezwaar bestaat.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1925 | | pagina 199