21 APRIL 1925. 217 De VOORZITTER opent de vergadering en deelt mede, dat van de heeren Haaiman en Zijlmans bericht is in gekomen, dat zij verhinderd zijn deze vergadering bij te wonen. Alsnu stelt de VOORZITTER aan de orde 1Behandeling der begrootingen van inkomsten en uitgaven voor het dienstjaar 1925 met het centraal rapport der af- deelingen en de memorie van antwoord van Burgemeester en Wethouders (als bijlagen I en II vóór de notulen dezer vergadering opgenomen), als: a. van het Burgerlijk Armbestuur, b. van het Gasbedrijf, c. van de Waterleiding, d. van het Electriciteitsbedrijf, e. van het tijdelijk Trambedrijf, van denWarenkeuringsdienst, g. van den Vleeschkeuringsdienst, h. van de Gemeente. De VOORZITTER opent de algemeene beschouwingen. De heer ELICH zegt het volgende: Mijnheer de Voorzitter. Wanneer ik hier een kort woord voer, dan is het n. 1. dit, dat ik mijn spijt moet uitdrukken, dat er vaak adressen worden ingediend, een voor belanghebbenden gewichtige zaak betreffende, op toestanden door Raadsleden wordt ge wezen, voorstellen worden aangenomen, die zich maanden en maanden, soms nog langer, op afdoening laten wachten. Ik zou hiervan verschillende voorbeelden kunnen aanhalen, doch zal mij maar tot op een enkele uitzondering na tot een algemeene opmerking bepalen, tenzij U een nadere uit eenzetting zou wenschen. In de vergadering van 22 Februari 1924, nu veertien

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1925 | | pagina 217