218
21 APRIL 1925.
maanden geleden, werd door mij een voorstel ingediend
voor een melkverbod op Zondag, welk voorstel met 12
stemmen voor en 9 stemmen tegen werd aangenomen en
nu is tot op heden, Mijnheer de Voorzitter, ondanks her
haalde verzoeken in verschillende vergaderingen, ja zelfs op
een op eigen initiatief ingediende verordening, nog geen
verordening door Uw College aan den Raad voorgelegd.
Mijnheer de Voorzitter, ik betreur zulke feiten, niet alleen
voor het prestige van den Raad, doch zeker niet minder
voor belanghebbenden zelve.
Ik zou daarom Uw College beleefd maar dringend willen
verzoeken, wanneer dergelijke verzoeken inkomen en aan
Uw oordeel worden onderworpen of wanneer raadsbesluiten
worden genomen, ook al mochten die tegen het prae-advies
ingaan, daaraan zoo spoedig mogelijk gevolg of uitvoering
te willen geven.
De heer COHEN houdt de volgende rede:
Mijnheer de Voorzitter,
Van de gelegenheid om algemeene beschouwingen te houden
wil ik zeer gaarne gebruik maken en een enkel woord zeggen
over de begrooting in het algemeen. Het zal, Mijnheer de
Voorzitter, naar alle waarschijnlijkheid voor de laatste maal
wezen, dat de gemeentebegrooting in dit lokaal behandeld
wordt; de volgende maal zullen wij wel verhuisd zijn naar
de nieuwe vergaderzaal. Laat ons hopen, dat in dien tijd de
annexatie verwezenlijkt zal zijn en andere leden mede een
plaats zullen innemen in Breda's vergaderzaal. Wat het in
dienen van de begrooting betreft, kan ik niet anders zeggen,
dan dat Breda natuurlijk een der plaatsen in Nederland is,
die de begrooting zeer laat behandelen. Zeker, het College
weet zich ook ditmaal wel te dekken, evenals elk jaar. Was
verleden jaar het motief de nieuwe samenstelling der be
grooting, dit jaar is er een ander motief, n. 1. de ziekte van
den Burgemeester. Wat zal het volgende jaar ons geven?