220
21 APRIL 1925.
ook een zeker percentage werkloozen, ingeschreven bij de
Arbeidsbeurs, aangenomen moet worden.
Wat den woningbouw betreft, daarover valt nog wel iets
te zeggen. Dit jaar heeft de gemeente een flink complex
woningen gereed gemaakt, bovendien zijn er nog eenige
bijna klaar, doch dit is lang niet genoeg om den woningnood
te lenigen. Indien wij niet meer op Rijkssteun kunnen reke
nen hoewel ik dat nog betwijfel dan is de Raad ver
plicht zelf een leening te sluiten en voor eigen rekening
woningen te bouwen. Er is altijd nog een terrein ter be
schikking aan de Bloemstraat, maar daarnaast zullen er
woningen moeten komen voor sociaal-achterlijken; die men-
schen kan men niet in elke buurt plaatsen. Daarvoor, indien
ik mij niet bedrieg, heeft de gemeente nog een geschikt ter
rein achter de St. Franciscus-kweekschool bij het Duitenhuis,
hetwelk weliswaar op grondgebied van een andere gemeente
ligt, maar dat zeer waarschijnlijk spoedig tot Breda zal be-
hooren. Daarvoor verstrekt het Rijk nog subsidie, dus niet
te lang wachten, anders gaat dit ons ook voorbij.
Mijnheer de Voorzitter, straks heb ik gezegd, dat het
College zich nog al gemakkelijk afmaakt van de opmerkingen
in het Centraal Rapport gemaakt, o. m. ook voor wat be
treft het Burgerlijk Armbestuur en de uitkeeringen aan on
dersteunden. Ik heb zulks met cijfers aangetoond in het
afdeelingsonderzoek en zal zoo vrij wezen die cijfers nog
eens naar voren te brengen. Maar wat zegt nu het College?
„Wij achten geen termen aanwezig om het subsidie hooger
te stellen dan door het Burgerlijk Armbestuur is gevraagd."
Is dat nu een antwoord geven!
Ik zal den Raad niet te veel vermoeien met het noemen
van cijfers, maar het volgende is toch wel de aandacht waard.
De wekelijksche bedeelingen van 1 Januari t/m 7 Maart
1925, gedaan door het Burgerlijk Armbestuur, bedroegen:
Op '3 Januari voor 129 ondersteunden f 116.65
10 131 119.65
17 131 118.65