21 APRIL 1925. 229 wat overschieten", zal zich nu wel niet weinig in zijn ver wachting bedrogen zien. De verlaging van 0.9 voor het dienstjaar 1922,1923 tot 0.7 voor 1923/1924 is gevolgd door de stijging tot 0.9 voor 1924/1925, welke stijging voor 1925/1926 zal blijven ge handhaafd en daarna zullen wij waarschijnlijk nog niet tot verlaging kunnen overgaan. Het streven van Burgemeester en Wethouders is nu ge weest om te trachten de f 315.000.bijeen te brengen zonder tot belastingverhooging over te gaan. In de eerste plaats is van het batig saldo van 1924 f 65.321.50 genomen. 1924 wordt verwacht, volgens de toelichting op no. 2, een batig saldo van f 79.500.te zullen opleveren; door hiervan f 65.000.voor den dienst 1925 te bestemmen, blijft voor den dienst 1926, waaraan bij normale omstandig heden het batig saldo 1924 ten goede zou moeten komen, slechts f 14.000.over. In de tweede plaats wordt voor gesteld het gemeentelijk pensioenfonds ad f 30.000.te gelde te maken. Hier wordt dus voorgesteld kapitaal in te teren. In de derde plaats wordt f 75.000.minder voor werkloozenzorg uitgetrokken, vervolgens kan post 549 (be lasting naar het inkomen) van f 543.000.— tot f 574.000. worden verhoogd doordat het restant van de inkomstenbe lasting betreffende het in het dienstjaar eindigend belasting jaar, hetwelk voor 1924 uit belastingjaar 1923/1924 f 187.000.— in plaats van f 137.000.bleek te zijn (in verband waar mede op 3 Mei 1924 bij de vaststelling van den vermenig vuldigingsfactor post 549a van f 406.000.— tot f355.000.— kon worden teruggebracht) voor 1925 op f219.000.mocht worden gesteld. Ook hier wordt dus f 30.000.gevonden. Dan wordt geraamd f 2200.— meer uit waterleiding, f 65.000.meer uit gas, f 45.000.— meer uit electrisch licht en f 10.000.meer uit achterstallige inkomsten en zoo wordt gevonden rond f 327.000. Wat mij getroffen heeft bij de bestudeering dezer begroo ting is, dat Burgemeester en Wethouders deze begrooting,

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1925 | | pagina 229